Persoonlijk

Gelukkig nieuwjaar

09-09-2019 00:00

Voor de zoveelste keer kijkt Anne op de klok. De hele avond al zit ze te draaien op de bank. Het lijkt wel alsof de tijd niet wil vlotten, maar nu is het dan eindelijk kwart voor twaalf. Nog vijftien minuten te gaan, dan begint het nieuwe jaar; een nieuwe start.

In het nieuwe jaar, zo heeft ze zichzelf beloofd, zal ze bij hem weggaan.

    Ze weet het, ze heeft het zichzelf al zo vaak beloofd, maar nu is het echt. Omwille van zichzelf en haar kindje, dat nu elk moment geboren kan worden. Onbewust legt Anne haar handen op haar buik, alsof ze zo haar kleintje kan beschermen. Maar ze weet wel beter.

   Stiekem kijkt ze naar Freek, die naast haar op de bank zit. Hij is verdiept in de sportbijlage van de krant. Uiterlijk is hij nog steeds de man op wie ze verliefd werd. Hij is lang en slank, zijn blonde haar is in stekeltjes geknipt. Zijn ogen zijn blauwer en dieper dan de diepste oceaan en als hij glimlacht, lijkt het alsof de zon doorbreekt. Maar innerlijk is hij de man die ze haat.

 

Die zaterdag in maart, de eerste warme voorjaarsdag van het seizoen, was hij haar leven binnengewandeld. Met haar ogen dicht lag Anne in het gras; de sprietjes kriebelden in haar nek en de zon streelde haar wangen.

   Ineens was hij daar. “Hoi”, zei hij en hij was naast haar in het gras geploft. “Ik ben Freek”. Anne was als een blok voor hem gevallen. Als ze geweten had wat ze nu wist, was ze er nooit aan begonnen.

   Voor de maand om was, woonden ze samen. Het was alsof ze altijd al samen geweest waren. Freek was tegen iedereen altijd even aardig en hij droeg haar op handen. Nog nooit was Anne zo gelukkig geweest. Toen in april bleek dat ze zwanger was, was haar geluk helemaal compleet.

   Maar met het verstrijken van de seizoenen, veranderde ook de relatie. Het heerlijke voorjaar veranderde in een moeizame, warme zomer en ging over in een kille herfst. Hoe meer haar kindje groeide, hoe ongelukkiger Anne werd. Freek bleek toch niet de prins op het witte paard te zijn. Regelmatig kwam hij dronken thuis en als ze niet precies deed wat hij zei, kon hij in woede uitbarsten en dan haalde hij uit. Voor de buitenwereld waren ze het perfecte, gelukkige gezinnetje. Maar voor Anne voelde het alsof ze speelde in een slechte film. Aan alles voelde ze dat deze film niet goed zou aflopen als ze niet weg zou gaan. Ze wilde wel, maar ze kon het niet. Twee dagen geleden had hij haar zo’n aframmeling gegeven dat ze van de trap was gevallen. Dat was de druppel. Nu had ze besloten te gaan, omdat ze haar veiligheid en dat van haar kindje niet meer kon garanderen. ‘Het houdt niet op, niet vanzelf’. Die spotjes op televisie. Hoe waar bleek dat te zijn....

 

Anne schrikt op uit haar gedachten. Gespannen kijkt ze naar de klok. Eén minuut voor twaalf. Nog één minuut tot haar nieuwe leven. Ze denkt aan de tas die ze stiekem heeft klaargezet onderin de kast onder de trap. De tas die ze zometeen gaat pakken. Daarna zal ze haar jas aantrekken en de deur achter zich dichttrekken.

  Haar hart bonkt in haar keel en haar handen voelen klam aan. Zal Freek het merken? Die ene minuut, de belangrijkste minuut van haar leven, heeft nog nooit zo lang geduurd. Alsof de tijd een grapje met haar uithaalt.

 

Plotseling slaat de klok twaalf. Anne haalt diep adem. “Freek....ik....ik ga weg. Dit gaat niet meer”. Ze wil opstaan, weg van Freek. Freek kijkt haar ongelovig aan. Langzaam ziet ze zijn ongeloof veranderen in woede en haat en voor ze het zich realiseert, heeft hij zijn handen om haar nek gelegd. Hij knijpt en knijpt.... Anne vecht, trapt en probeert zich nog los te rukken, maar Freek is te sterk. Ze ziet zijn uitpuilende ogen nog en dan wordt het zwart.

 

Hijgend laat Freek het levenloze lichaam vallen en loopt naar de telefoon. De klok staat op één minuut over twaalf en buiten klinken de eerste knallen van het vuurwerk. “Gelukkig nieuwjaar schat”, zegt hij en dan draait hij langzaam het nummer van de politie....

 

 

 

 

Allemaal familie

25-01-2001 00:00

Het was een regenachtige zondagmiddag. Ik verveelde me. Ik belde een vriendin op, die pas was verhuisd naar Vleuten. " Waarom kom je niet langs? " riep ze enthousiast. " Dan kun je meteen blijven eten ". Ik aarzelde. " Kom op joh! Dan blijf je gezellig slapen ". Ik stemde toe. " Leuk joh! " en met die woorden nog nagalmend in mijn hoofd, stapte ik op de trein.

Op station Vleuten stond mijn vriendin al te wachten. Schuin achter haar stond een vrouw van middelbare leeftijd. Ze had lang, zwart haar en doordringende, donkere ogen. Een vaag gevoel bekroop me. Alsof ik deze plaats ergens van kende. Maar ik was hier nog nooit geweest.. En die vrouw....waar kende ik haar van?

De rest van de dag hadden we de grootste lol. Ik vergat de vrouw en het vreemde gevoel. Pas 's avonds dacht ik er weer aan. Die nacht droomde ik van haar. Ze stond achter een raam en huilde. Ik kon haar niet bereiken. Ik wilde haar troosten, maar toen werd ik wakker. Het gevoel dat ik iets met die vrouw te maken had, werd steeds sterker.

 

Jaren later, na het overlijden van mijn ouders, ruimde ik het huis op. Tussen alle papieren in papa's bureau, vond ik een pakketje met een rood lint eromheen. Toen ik het openmaakte, was het alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Het waren adoptiepapieren......mijn adoptiepapieren!!

Via een organisatie voor hereniging van adoptiekinderen met hun echte ouders, kwam ik achter het adres van mijn echte moeder. Tot mijn verrassing was het in Vleuten.

Het was alweer een regenachtige zondagmiddag, toen ik in Vleuten uit de trein stapte. Zonder moeite vond ik het adres en belde aan. Ik schrok toen de deur openging. Het was de vrouw die ik jaren geleden op het station in Vleuten had gezien. Het was de vrouw waarvan ik had gedroomd.... het was mijn moeder...

 

Inmiddels is ook zij overleden. Waarom ze me heeft afgestaan, wilde ze me nooit vertellen. Maar nog steeds denk ik regelmatig terug aan haar. En aan mijn adoptieouders natuurlijk. Tenslotte is het allemaal familie....toch?

 

 

 

En toen...vloog de duif weg

23-07-2000 00:00

Harde stemmen. Verblindend licht. Slaperig ging het meisje rechtop zitten. " Opschieten" hoorde ze roepen. Ze snapte het niet. Waarom lieten ze haar niet gewoon slapen? " Het komt allemaal goed " hoorde ze vader zeggen. Ze liet zich optillen en sliep weer verder.

Ze werd wakker van een zonnestraal die in haar neus kriebelde. Ze deed haar ogen open. De gezichten van vader, moeder en haar broer stonden ernstig: het was oorlog! Ze waren van huis en haard verdreven. Ze snapte het niet. Het was zo vredig hier, hoe kon het nou oorlog zijn? Haar ogen dwaalden rond. Boven haar, op een boomtak, zat een sneeuwwitte duif. Daar bleef haar blik hangen. Ze herinnerde zich het verhaal dat vader jaren geleden eens verteld had. Over een witte duif, die vrede bracht en mensen in oorlog hielp. Ze glimlachte. Zolang de duif in de buurt was, zou hen niets gebeuren. Met zijn kraaloogjes keek de duif terug. Het was net alsof hij zeggen wilde: "maak je geen zorgen, het komt allemaal goed ".

Plotseling verdween de zon achter de wolken. Vader huiverde. " Er komt onheil ", zei hij. Toen ze opkeken, zagen ze kleine vliegtuigjes: bommenwerpers. Toen kwamen de soldaten en moest de familie weg.

 

Wekenlang zwierven ze rond, zonder te weten waarheen. Al die tijd vloog de duif met hen mee. Haar ouders en broer waren te bezorgd om het te merken, maar het meisje keek af en toe omhoog en glimlachte dan. Zolang de duif in de buurt was, kwam alles goed. Op een dag kwamen ze bij de kust. " Het einde van de wereld " , zei haar broer. " Het einde van ons leven ", zeiden haar ouders. We kunnen niet verder, we zijn verloren. Het meisje was niet bang. De duif was er immers.

Het leek erop alsof ze gelijk had. Alsof de duif vrede bracht en hen hielp. Een schip pikte de familie op, om ze naar een veilige plaats te brengen. En ook de duif vloog mee, alsof hij er zeker van wilde zijn dat ze goed aankwamen. Soms zat hij op de reling, soms vloog hij hoog boven het schip. Met de duif in de buurt, kwam alles weer in orde.

 

Na een paar weken kwam het schip aan in een koud, grijs land. En toen vloog de duif weg. Weg, om op andere plaatsen vrede te brengen. Weg, om andere mensen te helpen. Het meisje wist dat ze op een goede plek was. Met de duif in de buurt, was alles goedgekomen. Ze wist dat ze haar vaders verhaal over de witte duif altijd zou onthouden.

Jaren later, toen ze zelf kinderen had, vertelde ze het verhaal. En toen haar kinderen weer kinderen kregen, vertelde ze het verhaal opnieuw. "En toen..." zei ze dan. " En toen...vloog de duif weg..." .

 

 

 

 

Een heel tragisch slagen

25-05-2000 00:00

Foeke Jan keek op zijn horloge. De afspraak was toch duidelijk geweest, binnen een half uur zou hij het verlossende telefoontje krijgen. Met een licht gevoel van ontreddering wierp hij een kromgebogen paperclip in de glazen sierschaal op zijn bureau. Buiten floot een lijster, maar hij kon er niet langer naar luisteren. Zou Tine dan toch gezakt zijn?

Foeke Jan zuchtte. Hij ijsbeerde door de kamer. Het was nu al meer dan een uur geleden dat ze had moeten bellen. Waarom deed ze dat dan niet? Hij besloot haar te bellen. Hij liep naar de telefoon. In zijn zenuwen draaide hij eerst het verkeerde nummer. Hij vloekte toen hij zijn vergissing bemerkte. Hij draaide opnieuw. Deze keer kreeg hij het antwoordapparaat. " Met de familie Van den Broek. We zijn er nu niet. Spreek na de piep uw boodschap in, dan bellen wij u zo snel mogelijk terug " . Foeke Jan legde de hoorn neer. Ze was er dus niet. Was ze het vergeten en in haar blijdschap naar school gegaan? Of was ze gezakt en durfte ze dat niet tegen hem te zeggen?

 

Buiten floot de lijster onvermoeibaar door, maar Foeke Jan hoorde het niet. In gedachten hoorde hij het Tine nog zeggen:  " Pap, ik bel je zodra ik het weet hoor! " . Foeke Jan zuchtte opnieuw. Was het niet belachelijk? Hij hier en zijn gezin daar. Hoe had het nou zo ver kunnen komen?

Hij dacht terug aan vorig jaar. Toen Elly, Tines moeder, ineens aankondigde dat ze een ander had en dat ze ging verhuizen. Binnen drie maanden waren ze gescheiden en trok Elly in een flatje aan de andere kant van de stad. Tine was met haar meegegaan. Waarom, was Foeke Jan nog steeds een raadsel. Hij verweet zichzelf dat hij zo stom was geweest om het niet te zien. Maar ja... hij kon de situatie nu eenmaal niet meer terugdraaien en langzamerhand had hij er mee leren leven.

Ook Tine hield zich er goed onder. Dat verbaaste hem niet. Zijn meisje was altijd al moedig geweest. Toen ze een jaar of zes was overleed zijn moeder plotseling, haar lievelingsoma. Geen kik had ze gegeven op haar begrafenis. " Zij is nu in de hemel hé pap, bij de sterren hé? " vroeg ze ' s avonds toen ze in bed lag. " Ja schatje " had hij geantwoord. " Ze kijkt nu naar je " . Hij glimlachte bij de herinnering.

 

Plotseling rinkelde de telefoon. Foeke Jan schrok op. Hij nam op: " Foeke Jan van den Broek ". De stem aan de andere kant van de lijn klonk zenuwachtig en overstuur. Het duurde even voordat hij de stem herkende: het was Elly!

" Mijn god, Elly! Wat is er gebeurd?" vroeg hij verschrikt. Opnieuw klink er een verward en onsamenhangend verhaal aan de andere kant van de lijn. " Elly " zei Foeke Jan dwingend. " Praat eens wat rustiger, ik begrijp er niets van! ".

In één klap werd hij teruggeworpen in de realiteit. De herinneringen aan vroeger gleden weg. Tine had een ongeluk gehad. Ze was even een boodschap gaan doen, om het wachten op de uitslag te verkorten. Plotseling was er van rechts een auto gekomen, die haar niet meer kon ontwijken. Of Foeke Jan zo snel mogelijk naar het ziekenhuis kon komen.  Toen hij de hoorn neerlegde was het stil. De lijster was opgehouden met fluiten....

Foeke Jan griste zijn mobieltje en zijn sleutels van zijn bureau. Toen haastte hij zich weg, de deur stevig achter zich dichttrekkend. De autorit naar het ziekenhuis duurde in werkelijkheid slechts vijf minuten, maar voor zijn gevoel duurde het uren. Eindelijk, hij was er!

 

Foeke Jan herkende Tine eerst niet. Lijkbleek was ze en omgeven door machines. Haar gezicht zat onder de blauwe plekken en schrammen. De tranen stonden in zijn ogen. Plotseling ging zijn mobieltje af. Hij schrok ervan. Stom, hij had hem moeten uitzetten voordat..... De hoofdverpleegkundige gebaarde naar hem. Hij kon in haar kantoortje bellen.

" Lely College, met rector van Stellen. We konden uw dochter niet bereiken. Maar wilt u, zodra u haar ziet, doorgeven dat ze geslaagd is? ". Foeke Jan was verbijsterd. Het leek wel een grap. Een lugubere grap. Hij liep terug naar Tines bed. Elly keek vragend naar hem op. " Het was school " zei hij. " Ze is geslaagd " .

 

Het leek wel alsof Tine op dat moment gewacht had. Ze slaakte een diepe zucht. Haar laatste... Foeke Jan en Elly keken naar haar. Ze had een vredige uitdrukking op haar gezicht en Foeke Jan besefte dat het een tragisch slagen was. Een heel tragisch slagen....

 

Dit verhaal heb ik geschreven voor mijn eindexamen Nederlands.

 

 

Spoken en Geesten

19-03-1999 00:00

Fijne draadjes spinrag hingen kleverig prikkend over wang en neus. Bruusk veegde hij met een mouw de irritatie weg. Angstvallig daalde hij de zoldertrap verder af. Zou hij de slaapkamer van Mees binnengaan? Om de wasmand heen sloop hij verder naar beneden. In de keuken trok hij het laatje open en legde met alle voorzichtigheid de schaar op zijn oude plaats terug.

Toen sloop hij weer naar boven. Plotseling hoorde hij een krakend, piepend geluid. Hij dook ineen op de trap. Kom op Johathan! zei hij tegen zichzelf. Het is de wind maar. Hij vatte moed en ging verder naar zijn zolderkamertje. Toen hij de deur opendeed, zag hij allemaal schimmen wegduiken in donkere hoekjes. Jonathan voelde het angstzweet in zijn nek prikken. Met één sprong dook hij zijn bed in. Overal hoorde hij stemmen die riepen: "Jonathan, Jonathan !" . Hij voelde een hand op zijn arm. Toen werd het hem teveel en hij begon te gillen.....

 

Roffelende voetstappen. De deur knalde open en het licht floepte aan. Het was Mees. " Wat is er aan de hand?" riep hij. " Wat is er aan de hand?". Jonathan kwam weer een beetje bij zijn positieven. Hij schaamde zich zelfs voor zijn gegil. " Euhh..niets..." mompelde Jonathan met hoogrode kleur. Mees grijnsde. Hij keek naar zijn nachtkastje. "Zeker dat tijdschrift van vanmiddag he?", grinnikte hij. Jonathan volgde zijn blik en zijn hoofd werd nog roder.

" Nou als er niets is, ga ik weer naar bed hoor " zei Mees. " Ja best" mompelde Jonathan afwezig. Hij hoorde hoe Mees de trap afliep en zijn kamer binnenging. Jonathan deed de deur dicht en keek rond. Zie je wel, dacht hij. Er is helemaal niets aan de hand. Toch liet hij voor de zekerheid het licht maar aan.

 

Toen Jonathan weer in bed lag, begon hij zich af te vragen waarom hij eigenlijk zo bang was geweest. Hij dacht terug aan 's middags. Een gewone zaterdagmiddag. Mees en hij waren boodschappen gaan doen. Jonathan bleef even bij het tijdschriftenrek staan en hij haalde er een tijdschrift uit: Spoken en Geesten. Wow, tof! dacht Jonathan. Hij liep naar het boodschappenkarretje. " Spoken en Geesten" schamperde Mees, toen Jonathan het erin gooide. Maar hij liet het gewoon liggen. Wat kon het hem eigenlijk schelen wat zijn broertje voor lectuur las?

Eenmaal thuisgekomen plofte Jonathan op de bank. Hij sloeg het tijdschrift open en begon te lezen. Het eerste artikel ging over geesten. " Er zijn gevallen bekend van mensen die door geesten vermoord zijn" . En een stukje verderop:  " In Winsconsin (Amerika) is een vrouw van de verdrinkingsdood gered. Ze was vergeten dat ze het bad aan het laten vollopen was en ze ging naar bed. Vlak voordat het water de slaapkamer bereikte, werd ze gewaarschuwd door een schim. Een geest, zoals ze zelf zei.... ".

Jonathan voelde koude rillingen over zijn rug lopen. Onzin, dacht hij. Dat geestengedoe kan helemaal niet.

 

 

's Avonds, toen Jonathan naar bed moest, kroop er toch een angstig gevoel omhoog. Het kan niet, het kan niet! bleef het maar door zijn hoofd spoken, maar dat nam de ontrust niet weg. Jonathan besloot het artikel uit te knippen. Shit! Waar had ij de schaar gelaten? Verwoed graaide hij in het laatje van zijn nachtkastje. Shit, nu moest hij naar beneden om de keukenschaar te halen! Hij sloop de zoldertrap af. Toen hij langs de slaapkamer van Mees liep, hoorde hij hem zachtjes snurken. Hij sloop de andere trap af naar de keuken. Hij tork het laatje open en haalde de schaar eruit. Op zijn tenen sloop Jonathan weer zachtjes naar zijn kamer.

Bovenaan de trap hoorde hij een zacht, piepend geluid dat aanzwol. De schrik sloeg hem om het hart, maar toch liep hij door. Jonathan knipte het artikel uit. Weer hoorde hij een piepend, krakend geluid. Hij meende ook stemmen te horen die zijn naam riepen. Onzin! dacht hij. Het kan helemaal niet!

Hij was klaar en ging weer naar beneden. Shit, een spinnenweb! Fijne draadjes spinrag hingen kleverig prikkend over wang en neus. Bruusk veegde hij met een mouw de irritatie weg. Angstvallig daalde hij de zoldertrap verder af. Zou hij de slaapkamer van Mees binnengaan? Jonathan was bang. Om de wasmand heen sloop hij verder naar beneden. In de keuken trok hij het laatje open en legde met alle voorzichtigheid de schaar op zijn oude plaats terug. Toen sloop hij weer naar boven..........Jonathan was in slaap gevallen en hij snurkte zachtjes.

 

De volgende ochtend werd hij wakker. De voorbije nacht leek een nachtmerrie. Jonathan keek naar het artikel en het tijdschrift, die op zijn nachtkastje lagen. Hij pakte ze op en scheurde ze doormidden. De snippers dwarrelden op de vloer. Jonathan besloot dat hij dat tijdschrift nooit meer zou kopen en hij zou zich nooit meer bang laten maken door dat soort dingen. Met dat voornemen stond hij op. Op de trap naar beneden hing een spinnenweb... Wat zo beangstigend had geleken die nacht, bleek gewoon een simpel spinnetje te zijn.

Hij heeft trouwens woord gehouden. Nooit meer heeft hij zich nog met Spoken en Geesten bemoeid......